Vrijdag, 16 juni 2006 | Prof. Pieter W. van der Horst
De verboden tekst uit het Afscheidscollege van Prof. van der Horst — “De Mythe van het Joodse Kannibalisme”.
Al sinds de oudheid gaan er oude volksverzinsels rond waarin Joden beschuldigd worden van het gebruik van bloed van niet-joden bij de bereiding van matzes voor het Pesachfeest. Dit zogenaamde bloedsprookje vormt de basis voor de vroegere en hedendaagse antisemitische theorie dat Joden zich schuldig zouden maken aan het plegen van rituele (kinder)moorden en kannibalisme. Deze mythe binnen het antisemitisme was nadien in het “christelijke” Europa door de eeuwen heen aanleiding voor vele anti-Joodse pogroms met name in het orthodoxe oosten van Europa.
In Nazi-Duitsland werd het door Hitler’s aanhangers als propagandamiddel gebruikt en droeg het bij aan het nazi-plan voor de holocaust en ook heden ten dage komt men dit gedachtegoed nog steeds tegen binnen neo-nazistische en rechts-extremistische groeperingen en beleeft het een heropleving in de hedendaagse islamitische wereld.
Toen de hoogleraar Nieuwe Testament Pieter van der Horst tegen zijn zin op zijn 59ste met pensioen werd gestuurd door de Universiteit Utrecht, vanwege bezuinigingen bij de faculteit theologie, hekelde hij in zijn afscheidsrede de opheffing van leerstoelen die een dam zouden kunnen opwerpen tegen Jodenhaat. Het tevens aan de orde stellen van de heropleving van deze bloedmythe in de moderne islamitische wereld, viel echter niet in goede aarde bij het College van Bestuur van de Utrechtse universiteit. De rede werd gecensureerd en Pieter van der Horst werd gedwongen zijn rede aangepast uit te spreken, met als gevolg een rel over de inperking van de academische vrijheid, doorgeschoten politieke correctheid en angst voor onwelgevallige reacties.
Hoewel deze kwestie vooral in 2006 voor ophef zorgde willen wij niet nalaten om de “verboden tekst” hier opnieuw te plaatsen, omdat dezelfde politieke correctheid en links-islamitische propaganda ook heden ten dage in de Europese politieke en academische arena doorwoekeren.
“Het onderwerp van de rede is ‘De mythe van het joodse kannibalisme‘, een gruwelijk verdichtsel in het antisemitisme door de eeuwen heen, na de Tweede Wereldoorlog ‘overgenomen’ door stromingen binnen de islam. De rede is in het nieuws geweest, omdat de Utrechtse rector Gispen geëist heeft dat er in de rede geschrapt zou worden. Hierbij was volgens deze laatste de persoonlijke veiligheid in het geding, volgens anderen de academische vrijheid. De rede is van wetenschappelijk hoog niveau, goed gedocumenteerd (ook geillustreerd) en – met name in het geschrapte gedeelte – een pleidooi voor maatschappelijke en academische waakzaamheid tegen het gif van het antisemitisme.” (Biblion recensie, Drs. J. Wilts)
Het verhaal achter de censuur
Het is allemaal begonnen met mevrouw prof. dr. Willemien Otten, decaan van de subfaculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht.
Zij krijgt op 30 mei een niet voor haar ogen bedoelde voorlopige tekst in handen van het afscheidscollege van prof. dr. P. W. van der Horst, in alle opzichten een zeer belezen kamergeleerde, met veel internationale publicaties op zijn naam.
Zij schrikt van de goed gedocumenteerde vaststelling dat het hedendaagse moslim-antisemitisme de gebezigde beeldvorming van de haat heeft overgenomen van de nazi’s. Zij belt Van der Horst diezelfde avond op. „Piet als je dit uitspreekt en later publiceert, kunnen wij de beoogde imamopleiding op onze buik schrijven”. Willemien wil een gesprek met Piet, maar zij vangt bot.
Zij wendt zich tot de rector magnificus, Willem Hendrik Gispen, die Van der Horst op 31 mei om 14.00 uur op zijn kantoor ontbiedt. Samen met De Gaay Fortman, die in Utrecht de rechten van de mens doceert, zet de rector Van der Horst onder druk de beschouwingen over het antisemitisme na de Middeleeuwen volledig te schrappen. De rector, uit vrees voor de goed georganiseerde moslimgroeperingen in Utrecht, staat niet in voor de veiligheid van hemzelf en van Van der Horst en dreigt met het niet toelaten van de benarde hoogleraar tot de aula, als deze zijn tekst niet wijzigt. Alle aanwezigen moeten over het ingrijpen zwijgen…
Inmiddels is niet alleen Utrecht, maar heel Nederland internationaal op een negatieve manier in het nieuws gekomen. Een rechtstreeks gevolg van het schenden van universele academische waarden. De poging het debat over de wortels van het moslim-antisemitisme in de kiem te smoren en de onhandige manier waarop hoogleraren in de medische biologie, de diergeneeskunde, de informatica en de psychologie met de buitenwereld omgaan. De academische vrijheid in Utrecht wordt opgeofferd aan de vermeende negatieve reacties uit de wereld van de islam op de vaststelling van het bestaan van het moslim-antisemitisme. [Lees hier de rest van dit artikel geschreven door Arnold Heertje, Trouw, 23 juni 2006]
Reactie van Prof. Pieter W. van der Horst op alle commotie met betrekking tot zijn afscheidsrede:
“Na alle tegenstrijdige berichten omtrent de gang van zaken rond mijn afscheidscollege ‘De mythe van het joodse kannibalisme’ op 16 juni, is er voor de meeste lezers van kranten en weekbladen geen touw meer aan vast te knopen. Iedereen wil graag weten wat er nu precies gebeurd is in dat uur waarop ik voor de rectorale vierschaar moest verschijnen. Maar als de herinneringen aan dat uur zover uiteenlopen dat Bas de Gaay Fortman en rector Gispen het beschrijven als een in vriendelijke sfeer verlopen collegiaal gesprek terwijl ikzelf het me herinner als een uur vol vernedering en intimidatie, dan moge het duidelijk zijn dat de waarheidsvinding hier voor anderen wel heel moeilijk wordt. Ik zal daarom geen nieuwe poging doen te beschrijven hoe het nu echt is gegaan, maar wel wil ik wijzen op enkele feiten waar vriend en vijand het over eens zijn en die voor iedereen controleerbaar zijn.
(1) Ik heb een tekst geschreven die o.a. een lange passage bevatte over de jodenhaat in de huidige islamitische wereld.
(2) Het door de UU uitgegeven boekje met de tekst van mijn afscheidsrede bevat die passage niet meer en evenmin heb ik die passage uitgesproken op 16 juni (maar toen wel mijn protest laten doorschemeren).
(3) In het bewuste gesprek is ‘de veiligheidsproblematiek’ ter sprake gekomen.
Wat is nu het logische verband tussen deze drie door iedereen erkende feiten? Als het waar is wat de rector en de zijnen zeggen, nl. dat het gesprek ging over het ondermaatse wetenschappelijke niveau van mijn rede, waarom moest dan over veiligheidsproblematiek gesproken worden? Die is bij vermeend gebrek aan niveau toch zeker niet aanwezig? Als het waar is wat ik zeg, nl. dat er vanaf het begin met veel nadruk en stelligheid is gesproken over de grote risico’s die ik en andere universitaire medewerkers van de zijde van islamitische studenten zouden lopen als ik de rede in zijn oorspronkelijke vorm zou houden, dan wordt het spreken over veiligheidsproblematiek wél begrijpelijk.
Onbegrijpelijk blijft dan alleen waarom de regionale inlichtingen- en veiligheidsdienst mij naderhand liet weten geen enkele indicatie te hebben dat zo’n risico er was. Ook lieten enkele echte kenners van de moderne islam mij weten mijn tekst volstrekt ongevaarlijk te vinden. Wat de rector dan bezield heeft tot zijn ingrijpen laat ik graag aan anderen ter beoordeling over.”
Prof. Pieter W. van der Horst
[Ublad Online, jaargang 37, Ublad 33, verschenen op 29 juni, 2006, Universiteit Utrecht]
De Mythe van het Joodse Kannibalisme – deel 1 (Afscheidscollege Van der Horst / De verboden tekst)
Rede uitgesproken ter gelegenheid van zijn afscheid
van de Universiteit Utrecht op 16 juni 2006
Het motief van het joodse kannibalisme met de daaraan voorafgaande al dan niet rituele moord bleek een lang leven te zijn beschoren. In de christelijke middeleeuwen duikt het motief in allerlei variaties overal weer op. Ik moet ook daarover kort zijn en noem slechts enkele gegevens.[44]
Het middeleeuwse anti-joodse discours is anders dan het antieke pre-christelijke omdat het christendom als dominant motief dat van de godsmoord invoerde: de Joden hebben Jezus vermoord en zijn daarom een verdoemd volk. Maar alsof dat niet genoeg was, komt ook hier het element van joods kannibalisme weer tevoorschijn. En deze keer is het uiteraard geen heidense Griek die het slachtoffer is maar – u raadt het al – een christen, erger nog: een christelijk kind. Op de achtergrond speelt hier het door de hele periode van de middeleeuwen heen door christenen aangehangen geloof dat Joden aanhangers van de duivel waren (waarbij ze een aardig handje werden geholpen door naargeestige uitlatingen in de johanneïsche literatuur van het Nieuwe Testament over de duivel als vader van de Joden en de synagoge van de satan: Joh. 8.44 en Openb. 2.9). De Joden hadden een pact met de duivel gesloten en waren erop uit de christenheid te vernietigen – geen wonder dat verhalen over allerlei door Joden bedreven gruwelpraktijken in circulatie werden gebracht en gretig aftrek vonden, een klassiek voorbeeld van diabolizering van een heel volk.[45] Zeer talrijk zijn de beschuldigingen dat Joden door vergiftiging, o.a. van waterbronnen, proberen een zo groot mogelijk aantal christenen uit te roeien. Wanneer dan ook in 1348 de Zwarte Dood in Europa toeslaat, een pestepidemie waardoor een groot deel van de Europese bevolking omkomt, is het duidelijk wie daarachter zitten; tienduizenden Joden worden her en der vermoord als schuldigen aan deze ramp, behalve in Avignon waar ze bescherming van de paus genieten.[46] Eeuwen later zegt Luther nog steeds dat, als de Joden de kans kregen, ze alle christenen zouden vermoorden.[47]
Maar niets heeft in de Middeleeuwen meer bijgedragen aan de bestendiging van een diepgewortelde intense jodenhaat dan de talrijke verhalen over rituele moord op christelijke kinderen door Joden.[48] Deze horrorachtige beschuldigingen, waarvan we talloze gevallen kennen, werden meestal door katholieke geestelijken in omloop gebracht en daarin werden willekeurige sterfgevallen en verdwijningen aangegrepen om de Joden ervan te betichten dat zij christenen hadden vermoord omdat ze hun bloed, en vaak ook hun ingewanden, nodig hadden voor hun duivelse rituelen, d.w.z. magische praktijken. In latere versies heet het dan meestal dat hun bloed, hart en lever nodig waren voor het bereiden van matses en andere gerechten voor het Pesachmaal.[49] Soms werd er nog bij verteld dat het kind werd vetgemest voorafgaand aan de dood door kruisiging! Zulke beschuldigingen liepen meestal uit op massale moordpartijen.
Deze mythe is onuitroeibaar gebleken. Niet alleen werd hij in de Nazitijd door Duitse fascisten als Julius Streicher in Der Stürmer volop uitgebuit,[50] maar – zoals we nu zullen zien – ook in de 21ste eeuw is deze gruwelmythe nog springlevend en vindt hij gretig aftrek. Bij de tijd van het nationaalsocialisme (1933-1945) hoef ik niet langer stil te staan. Het is immers genoegzaam bekend dat in de nazi-propaganda de Joden als volk systematisch zozeer gedemoniseerd en gedehumaniseerd werden dat op den duur een meerderheid van de Duitsers, Oostenrijkers, Polen enz. de Joden als niets anders kon zien dan als smerig ongedierte dat verdelgd moest worden. De massamoordenaars in de concentratiekampen konden dan ook aan het einde van elke dag naar huis gaan met het goede gevoel de mensheid een grote dienst te hebben bewezen met het uitroeien van levensgevaarlijk ongedierte.[51]
Wie optimistisch zou verwachten dat na de Tweede Wereldoorlog dit giftige gedachtengoed wel zou zijn verdwenen, komt bedrogen uit. In 1946 vielen er in Polen tientallen joodse slachtoffers na beschuldigingen van ritueel kannibalisme. Nog geen tien jaar geleden werd deze beschuldiging opnieuw geuit in een Roemeense krant en op de Wit-Russische televisie.[52] Zeer onlangs, in de winter van 2005/2006, zond de Syrische staatstelevisie een uitzending over de Joden uit waarin rabbijnen als kannibalen werden afgeschilderd. Geen wonder als men bedenkt dat in 1983 de latere Syrische vicepremier en minister van defensie Mustafa Tlass een boek publiceerde (De matze van Zion) waarin de bloedmythe weer breed wordt uitgemeten, een boek waarop hij promoveerde (!) en waarmee hij een zeer groot publiek zou bereiken (20 jaar later staat het nog steeds op de bestsellerslijst en is het in tal van talen vertaald).
Daarmee stuiten we op een groot en mondiaal probleem, nl. dat de islamitische wereld de fakkel van de redeloze jodenhaat van de nazi’s heeft overgenomen en met vuur en verve verder draagt. De islamisering van het Europese antisemitisme is een van de meest huiveringwekkende ontwikkelingen van de laatste decennia. In heel de islamitische wereld wordt al jaren lang dag in dag uit in kranten, weekbladen, schoolboeken, radio- en televisie-uitzendingen, preken van imams, in lessen op school en aan de universiteiten een onvoorstelbare hoeveelheid anti-joodse propaganda van de ergste soort over honderden miljoenen hoofden uitgestrooid. Ook in talloze cartoons, die soms aantoonbaar regelrecht zijn overgenomen uit de anti-joodse pers van de Nazi-tijd, wordt een beeld van het joodse volk gecreëerd dat in negativiteit zijn weerga niet kent. De theoloog Hans Jansen (niet onze arabist) heeft er een kleine 1500 verzameld uit alleen al de laatste vijf jaar. Alle Joden zijn daarin steevast bloeddorstige monsters, zo niet erger. Onlangs schreef de Israëlische media-watcher Aryeh Stav dat wat er aan anti-joodse propaganda omgaat in de islamitische wereld in omvang en ernst die van de Nazi-tijd overtreft.[53] Dat hij gelijk heeft kan iedereen zien die de moeite neemt eens een tijd te volgen wat er met name in Arabische media verschijnt (bijv. via de website van MEMRI, het Middle East Media Research Institute)[54] of anders door het verbijsterende boek Van Jodenhaat naar zelfmoordterrorisme van Hans Jansen te lezen en zijn CD-rom met bijna 1500 cartoons te bekijken.[55] Daaruit blijkt zonneklaar dat in de islamitische wereld op zeer grote schaal een hysterische vorm van Jodenhaat bestaat.
Zoals gezegd, ook de Jood als kannibaal ontbreekt in deze intensieve haatcampagne niet. In menige cartoon worden Joden afgebeeld die islamitische kinderen rauw verslinden, maar ook in boeken en TV-documentaires, op internet-websites en in films, en zelfs in ‘wetenschappelijke’ publicaties duikt het motief veelvuldig op. Ook tal van andere zaken, waarvan de rest van de mensheid weet dat Joden er helemaal niets mee te maken hebben, worden hun in de schoenen geschoven: de Joden zitten achter de aanslag op de Twin Towers, achter de Deense cartoons, achter de aidsepidemie, achter de tsunami, achter de vogelgriep, achter de recente bomaanslag op de sji’itische gouden moskee in Samarra, uiteraard achter het communisme én kapitalisme etcetera. Als dan onweerlegbaar wordt aangetoond dat iets helemaal niet waar is, bijvoorbeeld doordat Osama bin Laden zelf zegt de aanslag op de Twin Towers te hebben gepleegd, zet dat maar weinigen aan tot denken, nee, men schakelt alle denkbare middelen in om met deze cognitieve dissonantie om te gaan en stelt vervolgens dat dus Osama bin Laden voor de Israëlische geheime dienst werkt. Niets helpt om deze groteske vijandsbeelden in de islamitische wereld te ontkrachten – immers, men wil niets anders geloven. Hier regeert niet alleen de leugen, hier regeert godsdienstfanatisme in zijn gevaarlijkste vorm. En het trieste is dat we het hier niet hebben over kleine groepjes radikalen maar juist over grote massa’s gewone islamitische gelovigen die op dit punt door en door gehersenspoeld zijn door hun geestelijke en politieke leiders.
Het bontst in dit opzicht maken het Iran, Syrië en de Palestijnse gebieden. Syrië heb ik al genoemd. Over Iran en zijn rabiate anti-joodse leiders die Israël met een atoombom van de kaart willen vegen, hoef ik weinig te zeggen. Dat regime, dat de Holocaust ontkent maar er wél graag zelf een wil veroorzaken, vormt de grootste bedreiging voor Israëls voortbestaan sinds 1948: het werkt onverbloemd aan een ‘Endlösung.’ Maar in termen van ons thema –het propageren van jodenhaat – is de situatie minstens even erg bij de Palestijnen. De grofheid van de anti-joodse hersenspoeling die men daar kan constateren overtreft de bangste verwachtingen. In tal van Palestijnse schoolboeken wordt kinderen jaar in jaar uit geleerd dat het een heilige plicht is het joodse volk te vernietigen omdat Joden als Satanskinderen zich tegen God verzetten en tegen de mensheid en de islam complotteren.[56] Ook hebben de Joden helemaal geen historische wortels in Palestina, zij zijn nieuwkomers vergeleken met de Palestijnen en moeten dus als een agressieve koloniale macht worden beschouwd die gericht is op de vernietiging van de islam en daarom zelf vernietigd moet worden. En al dat lesmateriaal wordt door Europa zwaar gesubsidieerd, dus ook met uw en mijn belastinggeld.
Een van de zeer treurig stemmende kanten van deze zaak is dat Palestijnse intellectuelen en wetenschappers aan Palestijnse universiteiten, niets doen om deze leugens te ontmaskeren terwijl ze vrijwel zeker beter weten. Het is een primaire taak van de wetenschap om onwetendheid te verhelpen, onzin aan de kaak te stellen, vooroordelen te ontmaskeren en kritiek te leveren op wat historisch en sociaal-ethisch niet door de beugel kan. Maar geen Palestijnse wetenschapper verheft zijn stem tegen deze giftige laster, integendeel, men doet er vaak juist een schepje bovenop. Ook in andere islamitische landen ziet men trouwens dat wetenschappers soms tot slippendragers van de geestelijke en politieke machthebbers zijn verworden.[57]
Lees deel 2 hier.
Noten:
[44] Zie hierover vooral J. Trachtenberg, The Devil and the Jews. The Medieval Conception of the Jew and Its Relation to Modern Anti-Semitism, Philadelphia 1983 (repr. van de ed. 1943); ook S.W. Baron, A Social and Religious History of the Jews, vol. 11, New York – Philadelphia 1967, 122-191. In het aparte Index Volume bij dit standaardwerk vindt men op p. 16, s.v. Blood accusation, een lijst referenties naar andere plaatsen in dit werk waar individuele gevallen van beschuldigingen van rituele moord worden besproken. De literatuur over het antisemitisme is zeer uitgebreid. Voor een eerste oriëntatie verwijs ik naar S.S. Cohen, Antisemitism: An Annotated Bibliography, 3 delen, New York 1987-1994.
[45] Zie M. Perry & F.M. Schweitzer, ‘The Diabolization of Jews’ in hun Antisemitism: Myth and Hate from Antiquity to the Present, New York 2002, 73-117.
[46] Trachtenberg, Devil 97-108.
[47] H.A. Oberman, The Roots of Anti-Semitism in the Age of Renaissance and Reformation, Philadelphia 1984, passim.
[48] H.L. Strack, The Jew and Human Sacrifice, New York 1909; C. Roth, The Ritual Murder Libel and the Jews, London 1935; Perry & Schweitzer, ‘Ritual Murderers: Christian Blood and Jewish Matzos,’ in hun Antisemitism 43-72. D.J. Miller, The Development of the ‘Ritual Murder’ Accusation in the Twelfth and Thirteenth Centuries and its Relationship to the Changing Attitudes of Christians towards Jews. M. Phil. thesis, Cambridge 1991 (non vidi).
[49] Interessant is dat er versies zijn waarin christelijk bloed en lichaamsdelen elk jaar nodig zijn, maar ook andere waarin dat slechts eens in de zeven jaar het geval is. Dezelfde variatie tussen één en zeven jaar vindt men al in de vóórchristelijke oudheid in de uiteenlopende versies van Apion en Damocritus (zie noot 17).
[50] Trachtenberg, Devil 243 noot 6 (in mei 1934 werd er zelfs een heel themanummer van Der Stürmer aan gewijd).
[51] Zie bijv. M. Gilbert, The Holocaust. The Jewish Tragedy, Glasgow 1986; D. Dwork & R.J. van Pelt, De Holocaust. Een geschiedenis, Amsterdam 2002; L. Poliakov, Der arische Mythos, Wien-München-Zürich 1977; S.E. Bronner, Rumor about the Jews. Antisemitism, Conspiracy, and the Protocols of Zion, Oxford 2000.
[52] Perry & Schweitzer, ‘Ritual Murderers: Christian Blood and Jewish Matzos,’ in hun Antisemitism 69.
[53] “In terms of time and space, the Arab caricature exceeds anything previously known in the annals of the hatred of Israel over the ages. Never before has an entire civilization, spread over 22 countries, constantly, day after day for decades, in hundreds of newspapers, denigrated the image of the Jew and his country. Moreover, if we judge the Arab caricature in terms of virulence, we will find that it exceeds
anything that preceded it, including the Nazi caricature, hitherto adjudged as embodying the nadir of the hatred of Israel.” Geciteerd uit de versie van zijn artikel “Arab Antisemitism in Cartoons” dat is opgenomen op de CD-rom met de karikaturen verzameld door Hans Jansen. Zie ook Aryeh Stav, Peace: The Arabian Caricature of Anti-Semitic Imagery, Jerusalem 1999.
[54] Op het internet: memri.org.
[55] H. Jansen, Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme. Islamisering van het Europees antisemitisme in het Midden-Oosten, Heerenveen 2006.
[56] Jansen, Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme 426-543.
[57] Het optimisme dat spreekt uit het recente rapport over de islam van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (april 2006) heeft dan ook nauwelijks enige basis.
Bestellen kan ook:
U kunt de afscheidsrede van Prof. Pieter W. van der Horst bestellen in boekvorm:
– voor bestellen bij het CIDI, klik hier.
– voor bestellen bij Bol.com, klik hier.
En als u nog steeds gelooft dat Arabisch antisemitisme zoveel verschilt van Nazi antisemitisme, download dan deze pdf. Hierin worden antisemitische spotprenten uit Nazi Duitsland (voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog) met hedendaagse Arabische antisemitische spotprenten met elkaar vergeleken.
[…] deel 1 hier […]
De Mythe van het Joodse Kannibalisme – deel 1 #antisemitisme #israel #islamofascisme http://j.mp/dpRKf2
RT @CrethiPlethi: De Mythe van het Joodse Kannibalisme – deel 1 #antisemitisme #israel #islamofascisme http://j.mp/dpRKf2